CONFUSING WORDS/PITFALLS (VERWARRENDE WOORDEN/VALKUILEN)


Bekijk hieronder tot op welk niveau je de uitleg zou moeten bekijken...

Als je op begin brugklas niveau zit: bekijk t/m A1
Als je op 1HM niveau zit: bekijk t/m A1+
Als je op 2M of 1AH niveau zit: bekijk t/m A2
Als je op 2HM niveau zit: bekijk t/m A2+
Als je op 2AH, 3M, 3H of 4M niveau zit: bekijk t/m B1
Als je op 3A niveau zit: bekijk t/m B1+
Als je op 4H, 4A of 5H niveau zit: bekijk t/m B2
Als je op 5A niveau zit: bekijk t/m B2+
Als je op 6A niveau zit: bekijk t/m C1
Als je ook boven 6A niveau wilt zien: bekijk t/m C2

LINKS

Ga naar alle verschillende soorten oefeningen over dit grammatica-onderwerp

Bekijk ook -ed vs -ing voor het verschil tussen woorden die eindigen op "-ed" of "-ing"
En c vs s voor het verschil tussen spelling met "c" of "s"
En ei vs ie voor het verschil tussen spelling met "ei" of "ie"
En of vs off voor het verschil tussen de woorden "of" en "off"
En than vs then voor het verschil tussen de woorden "than" en "then"
En to vs too voor het verschil tussen de woorden "to" en "too"

A1


A1

A1+


Your en You're

Your is de bezittelijke versie van you. You're is de samengetrokken versie van you are, oftewel jij bent (enkelvoud) of jullie zijn (meervoud). Ze worden beiden hetzelfde uitgesproken, en dat maakt het extra lastig.

You're the best English speller I know
You are riding on your bike

Where, Were en We're

Where is aan vragen voornaamwoord, wat waar? betekent. Were is de verleden tijd van het werkwoord zijn, wat wordt gebruikt bij you, we en they. We're is de samentrekking van we are (oftewel wij zijn).

Where can I find a screwdriver?
We were all going to London when Brexit happened
You were the best speller of all

Its en It's

Its is de bezittelijke vorm van het (die we in het Nederlands niet hebben). It's is de samengetrokken versie van it is, oftewel het is. Ze worden beiden hetzelfde uitgesproken, en dat maakt het extra lastig.

The dog is eating its food
I hate the weather when it's raining

There, Their en They're

There is het aanwijzend voornaamwoord daar. Their is het bezittelijk voornaamwoord hun. They're is de samengetrokken versie van they are, oftewel zij zijn. Ze worden alle drie hetzelfde uitgesproken, en dat maakt het extra lastig.

I think I can see an airplane over there
You have to ask them before you can go into their swimming pool
They're going to London in the summer

Lose en Loose

Lose is de infinitief van het werkwoord verliezen. Loose is een bijvoeglijk naamwoord wat los betekent. Je spreeks ze ook anders uit: lose is met een Z-klank op het eind, loose met een S-klank.

Mary is afraid that she will lose her wedding ring
My shoelaces are loose - I hope I won't trip over them

Save en Safe

Save is de infinitief van het werkwoord sparen/redden. Safe is een bijvoeglijk naamwoord wat veilig betekent, of een zelfstandig naamwoord wat kluis betekent. Je spreeks ze ook anders uit: save is met een v-klank op het eind, safe met een f-klank.

I should not forget to save money for the upcoming holiday
Kevin's job is to save people who may be drowning, because he is a lifeguard
You are the lord of the rings: You have to keep the ring safe, keep it hidden

A2


To Cook en To Boil

In de vertaling naar het Nederlands kan dit beide koken betekenen. Maar to cook betekent "eten bereiden", to boil is wat er gebeurt met water op 100 graden.

One of my parents usually cooks the evening meal
Water boils at 100 degrees Celcius

 

Exciting en Exiting

Bij deze woorden wordt de verwarring veroorzaakt door de gelijksoortige spelling. Exciting betekent opwindend. In de uitspraak ligt de klemtoon op de tweede lettergreep. Exiting is het tegenwoordig deelwoord (zeg maar de ing-vorm) van het werkwoord to exit en betekent dus zoiets als naar buiten aan het gaan of naar buiten gaand. Bij de uitspraak ligt de nadruk op de eerste lettergreep.

"The Fast and the Furious" movies are quite exciting to watch
After the plane had made an emergency landing, TV cameras showed people exiting via the emergency slide

 

In en Into

Zowel in als into zijn voorzetsels. In beschrijft de positie van iets of iemand in een groter geheel. Into geeft richting aan, bijvoorbeeld samen met de werkwoorden go, come en jump. Het kan ook sterk enthoesiasme voor iets of iemand aangeven, of gebruikt worden na een werkwoord wat verandering aangeeft (bijvoorbeeld translate, change en divide).

Where is Sarah? - She is walking in the garden
Where is the ball? - It is in the shed
John went into the house (richting)
Mary jumped into the pool (richting)
He was really into Kate Upton (sterk enthoesiasme)
We’ve translated the course into six different languages (met een werkwoord wat verandering aangeeft)
She changed into her swimming costume and went for a swim (met een werkwoord wat verandering aangeeft)
They divided the cake into four pieces (met een werkwoord wat verandering aangeeft)

Bij een aantal werkwoorden (bijvoorbeeld put, fall, jump en dive) is er geen verschil in het gebruik van in of into.

To Learn en To Teach

Sommige onregelmatige werkwoorden worden erg vaak met elkaar verward. De eersten zijn to learn en to teach. Dit komt omdat ze in het Nederlands allebei wel kunnen worden vertaald als leren en je dus makkelijk vergeet dat to teach er ook nog is.
leren: to learn - learnt - learnt (= de ontvangende kant van het onderwijsproces)
onderwijzen: to teach - taught - taught (= de gevende kant van het onderwijsproces)

I have to learn English or else I will be unhappy
Thankfully, my teacher tries to teach it to me

 

To Lend, To Loan en To Borrow

To lend betekent aan iemand uitlenen. To borrow betekent van iemand lenen. To loan is de Amerikaanse versie van het werkwoord to lend, wat in het Brits alleen wordt gebruikt via het zelfstandig naamwoord loan (een lening).

I want to buy a house so I'd better go to the bank get out a loan
I don't have a bike but I need to go to town quickly, so can I borrow your bike?
I have a bike and you don't, but I can lend it to you if you want

 

To Lie en To Lay

De volgende vaak verwarde werkwoorden zijn to lie en to lay. Die worden extra verwarrend gemaakt door Amerikanen op TV en in muziek die niet schijnen te weten dat to lie überhaupt bestaat en dan vormen van to lay gebruiken! Het wordt extra verwarrend omdat de tegenwoordige tijd van lay hetzelfde is als de verleden tijd van lie. Het werkwoord to lay heeft een lijdend voorwerp nodig.
liggen: to lie - lay - lain
leggen: to lay - laid - laid (= zorgen dat iets ligt)
Dit is te onthouden aan de hand van een ezelsbruggetje: to LIe betekent to recLIne, to LAy betekent to pLAce.

I laid the books on top of the table (the books is het lijdend voorwerp)
I need to lie so I can fall asleep (geen lijdend voorwerp)
Jacky needed to lie down for a bit

Ja, er is ook nog een ander werkwoord to lie, namelijk "liegen: to lie - lied - lied". Maar dat is regelmatig en wordt zelden met de andere twee verward.

 

Quite, Quiet en To Quit

Quite is een bijwoord dat nogal betekent. Quiet is meestal een bijvoeglijk naamwoord en betekent stil. En to quit is een werkwoord dat ophouden betekent

I love being in nature, where it's much more quiet than in the city
John is quite good at playing the guitar - many people admire him
If you beat me again I will quit playing with you

 

To Ride en To Drive

Als je zelf rijdt geldt dat to ride wordt gebruikt bij voertuigen met 2 wielen, en dieren. In het algemeen een voertuig zonder motor. To drive wordt gebruikt als je een motorvoertuig bestuurt.

Penny loved to ride her horse
I ride my bicyle to school every day
Mr Verstappen drives a Formula I car
Every morning I ride to school in my dad's car (het is een motorvoertuig, maar je rijdt niet zelf)
Every morning I drive to school in my dad's car (het is een motorvoertuig, en je rijdt zelf)

 

Through, True, Threw en Trough

Deze woorden worden vaak verward omdat de uitspraak in combinatie met de spelling, um, verwarrend is. Through betekent er doorheen en wordt uitgesproken als /θru:/. True betekent waar (tegenovergestelde van onwaar) en wordt uitgesproken als /tru:/. Threw is the verleden tijd van throw. Trough betekent trog (een bak waar b.v. varkens uit eten) en lijkt qua spelling op de andere woorden maar wat betreft uitspraak helemaal niet: /trɒf/.
Als je wilt weten wat die afwijkende tekens bij de uitspraak van woorden betekenen, bezoek deze site.

The car drove straight through the wall
The observation that the sun is on fire is quite true
Most pigs and other farm animals eat their food from a trough

 

Tough, Though en Thought

Ook hier lijkt de spelling op elkaar maar de uitspraak en de betekenis helemaal niet. Tough betekent stoer of stevig en wordt uitgesproken als /tuf/. Though betekent (al)hoewel en wordt uitgesproken als /ðəʊ/. Thought kan gedachte of de verleden tijd van denken betekenen. De uitspraak is /θɔ:t/.
Als je wilt weten wat die afwijkende tekens bij de uitspraak van woorden betekenen, bezoek deze site.

Pete is quite a tough guy, and that is probably why he's a bouncer at the local discotheque
In first grade Jack was quite bad at English, though the teacher was happy to see he got a lot better afterwards
When he asked her to marry him, she didn't give it a second thought and said "no" to the loser

A2+


A2+

B1


To See, To Look en To Watch

To see betekent dat je iets of iemand opmerkt, of er bewust van wordt, door je ogen te gebruiken. To look geeft aan dat je een bepaalde kant opkijkt. Look wordt vaak gevolgd door een bijwoord of voorzetsel. To watch betekent dat je iets of iemand gedurende een bepaalde tijd bekijkt en er aandacht aan besteedt. Watch heeft vaak een lijdend voorwerp.

I saw John yesterday (met lijdend voorwerp)
It will be sunny tomorrow, just wait and see (zonder lijdend voorwerp)
When Peter was on the pyramid, he looked down (met een bijwoord erna)
She looked at the map before deciding to turn right (met een voorzetsel erna)
Could you please watch my bag (met lijdend voorwerp)
Do you want to play football with us? - No I will just watch (zonder lijdend voorwerp, al zou je een weggelaten it als lijdend voorwerp kunnen veronderstellen)

Latest, Last en Latter

Latest geeft aan dat iets tot nu toe het meeste recente is, dus er volgt misschien nog meer. Last geeft aan dat iets het laatste is, dus dat er daarna niets meer volgt. Latter geeft aan dat iets het laatste is wanneer het totaal aan keuzes uit twee bestaat (de eerste van de twee is dan former).

The latest album by this band was released this year (...maar er zouden er dus nog meer kunnen komen)
The last painting made by Rembrandt was not a nice one (...en er komen ook geen verdere schilderijen meer bij)
If you want me to pick a Nissan Leaf or a Tesla, I think I would pick the latter (...die Tesla dus)
When told I could take an apple of an orange, I chose the former (...de appel dus)

To Bring en To Take (en To Come en To Go)

Zowel to bring als to take zijn werkwoorden die aangeven dat iets/iemand wordt verplaatst met behulp van iets/iemand anders. Welke werkwoord je kiest hangt af van perspectief - wie het zegt, of vanuit wie iets wordt gezegd.
Waarom staan to come en to go hierbij? Dat is omdat die werkwoorden een soortgelijk verschil hebben. To bring en to come gaan allebei naar 'de spreker' toe, terwijl to take en to go beiden van 'de spreker' weggaan. Maar 'de spreker' hoeft niet per se de persoon die praat te zijn. Het perspectief kan ook verplaatsen naar iemand tegen wie wordt gepraat.

I took the cookies when I went to grandma (de koekjes gaan van de plaats van de spreker ergens anders heen, dus zowel to take als to go worden gebruikt)
Grandma asked, "When you come to me, could you bring the cookies?" (de koekjes gaan naar de plaats van de spreker toe, dus zowel to come als to bring worden gebruikt)
I called grandma and told her I'd bring the cookies (hier is het perspectief verplaatst naar oma en komen de koekjes dus naar haar toe - dus to bring)
vergelijk die zin met
I called grandma and told her I'd take the cookies (het perspectief verplaatst zich naar oma maar nu lijkt het - met to take - alsof je de koekjes van haar weg komt halen)

Because en Cause (ook 'Cause, 'Coz, Coz, 'Cos en Cos)

Because betekent want, gevolgd door een uitleg. Het woord 'cause is een samentrekking daarvan. Coz en cos, met of zonder apostrof ervoor, zijn extreem informele versies die je mogelijk in chatrooms en songteksten tegenkomt. Ze worden niet gezien als goed Engels. Het woord cause (zonder apostrof ervoor!) betekent oorzaak.

He failed school because he never did his homework
She fell in love with him 'cause he looked like a knight on a white horse
A cause of climate change is the emissions of greenhouse gas

B1+


As en Like

Like (niet het werkwoord to like!) wordt vooral gebruikt wanneer twee dingen iets gemeenschappelijk hebben. Het kan ook worden gebruikt als synoniem voor for example

Oscar acted like a child (Oscar en a child gedragen zich hetzelfde)
The Tarbosaurus, like the T-Rex, could cut its prey in half with one bite (Tarbosaurus en the T-Rex kunnen hun prooi makkelijk in stukken bijten)
There used to be some really terrifying dinosaurs, like T-Rex and Tarbosaurus

As wordt gebruikt als je het kunt vervangen door the way (NL zoals) met een werkwoord erachter. Het kan ook worden gebruikt als synoniem voor because of at the same time, of om een positie/functie aan te geven (gevolgd door een zelfstandig naamwoord).
Nobody makes apple pie as my mother did (as kan worden vervangen door the way, en er komt een werkwoord achter)
As it was freezing, we stayed inside (as kan worden vervangen door because)
As I was walking down the street, I saw Peter (as kan worden vervangen door at the same time)
John worked at Shell as a researcher (as geeft positie aan)
Don't use a hammer as a screwdriver (as geeft functie aan)

Guarantee en Warranty

Guarantee is een garantie, dat je iemand garandeert dat iets gaat gebeuren. Er is ook een werkwoord to guarantee (NL garanderen). Warranty, alhoewel dat ook vertaald kan worden met garantie, staat voor een waarborg: als iets kapot gaat voor een bepaalde termijn over is krijg je een vergoeding van de reparatie of vervanging.

The teacher guaranteed the student he would fail if he never did his homework
You can buy a TV with 5 years of extended warranty

To Exist en To Consist Of

To exist betekent bestaan of zijn. To consist of betekent bestaan uit. Deze werkwoorden worden vaak verward omdat de Nederlandse vertalingen zo veel op elkaar lijken. To exist of bestaat niet.

Animals have existed for billions of years
This chapter consists of 5 paragraphs
This chapter exists of 5 paragraphs

Content en Contents

Content is een niet telbaar zelfstandig naamwoord dat slaat op de gehele inhoud van iets anders. Contents is het meervoud van een telbaar zelfstandig naamwoord, wat wordt gebruikt als losse onderdelen van een geheel bedoeld worden.

The content of most wedding speech can be quite funny
Sugar has a very high carbohydate content
If you want to know what's in the book, have a look at the list of contents
The clumsy man spilled the contents of his shopping basket all over the floor

Quite, Rather, Pretty en Fairly

Deze woorden worden gebruikt om de mate (intensiteit, zwaarte) van bijvoeglijk of zelfstandig naamwoorden te veranderen. Quite wordt gebruikt als een beetje in bevestigende zinnen, niet helemaal in ontkennende zinnen. Rather betekent meer dan was verwacht. Fairly betekent minder dan verwacht. Pretty wordt hetzelfde gebruikt als quite in bevestigende zinnen.

I am quite happy with my new car
I was pretty happy with my new car
The puzzle hasn't quite been finished
The opera was rather good (beter dan verwacht)
The student's test result was fairly good (minder goed dan verwacht)

B2


To Say en To Tell

To say legt de focus op de woorden die worden gezegd, to tell op de boodschap.

'Hello,' he said (de focus ligt op het woord)
She told him to go away (de focus ligt op de boodschap)

Zowel to say als to tell hebben een lijdend voorwerp. Meestal is dit hetgeen wordt gezegd.
Pete said "I know about grammar" ("I know about grammar" is het lijdend voorwerp)
She told him why she had left him (why she had left him is het lijdend voorwerp)

To tell heeft normaalgesproken ook een meewerkend voorwerp.
Mary told us she didn't want any help (she didn't want any help is het lijdend voorwerp, us is het meewerkend voorwerp)

Bij woorden zoals the truth, a lie, a joke en a story heeft to tell géén meewerkend voorwerp.
Some teachers are good at telling jokes
You have to tell the truth and nothing but the truth

Bij to say gebruik je geen meewerkend voorwerp, maar een bepaling met to.
And then Frodo said to Gollum that he should go away
And then Frodo said Gollum that he should go away
And then Frodo told Gollum that he should go away

Beside en Besides

Beside is een voorzetsel dat close to of next to betekent. Besides is een voorzetsel dat in addition to of apart from betekent, maar kan ook een bijwoord zijn dat furthermore of another thing betekent.

Come and sit beside me
Your sweater is beside the hamper
Who wants some candy, besides John?
It is too late to go out. Besides,, I'm tired

To Assure, To Ensure en To Insure

Helaas kunnen al deze werkwoorden worden vertaald als verzekeren. Maar er is wel verschil. To assure betekent tell someone everything's OK, meestal gevolgd door een meewerkend voorwerp (bijhalve bij de idiomatische expressie rest assured...). To ensure betekent to make certain, en to insure betekent to protect financially (NL een verzekering afsluiten).

I assure you I meant no harm
Rest assured, climate change will cause big problems
I ensured the safety of the experiment by wearing safety goggles and a hazmat suit
Jack insured his house against fire damage

Shade en Shadow

Shade is een letterlijke schaduw, waarbij de vorm of hetgeen de schaduw veroorzaakt niet belangrijk is. Bij shadow is de vorm van de schaduw, of hetgeen de schaduw veroorzaakt, belangrijker. Bovendien kan shadow ook een metaforische schaduw aangeven, b.v. om aan te geven dat iemand in een positie boven je staat.

Jim sat in the shade, sipping a Coke and reading a book
Peter Pan was searching for his shadow
The vice president stands in the shadow of the president

To Affect en (To) Effect

To affect is aan werkwoord wat beïnvloeden betekent. Effect wordt meestal als zelfstandig naamwoord gebruikt, waar het gevolg betekent. Maar to effect kan ook een werkwoord zijn, waar het iets voor elkaar krijgen betekent.

The long winter nights badly affected her mood
An effect of greenhouse gas emission is climate change
All of Greta's demonstrations effected very little change

Whether, Weather en Wether

Whether betekent of. Weather wordt gebruikt als je het hebt over het weer (regenachtig, koud, warm, zonnig, etc.). Wether bestaat wel (het is een gecastreerde ram) maar is meestel wat wordt geschreven als één van de andere twee hier genoemde woorden zijn bedoeld.

I didn't know whether to be happy or sad when the exam didn't happen
The Met Office (Engelse KNMI) predicted a winter with foul, cold weather

Attribute en Contribute

Attribute als zelfstandig naamwoord betekent eigenschap, maar het is de betekenis van het werkwoord die vaak wordt verward met contribute. Attribute betekent toeschrijven/toekennen, ongeveer zoals de schuld geven. Contribute betekent bijdragen, zoiets als helpen.

Her bad grades were attributed to her constant chatting in class
She contributed a lot to the essay, and her teacher thanked her for it

Every Day en Everyday

Everyday is een bijvoeglijk naamwoord dat gewoon/typisch betekent. Every day betekent iedere dag. De spatie maakt het verschil!

For most Brazilians, everyday crime is a much more imminent threat than terrorism
He walks home from school every day

B2+


In Future en In the Future

Wanneer future als zelfstandig naamwoord wordt gebruikt, kan het de toekomst of vanaf nu betekenen. In het eerste geval hoort er the voor. In het tweede geval zetten Amerikanen er the voor, maar Britten niet.

No one knows the future (de toekomst)
Now you've made this mistake, try not to make it again in future (Brits)
Now you've made this mistake, try not to make it again in the future (Amerikaans)

C1


Poor en Poorly

Als bijvoegelijk naamwoord: poor betekent met weinig of geen bezittingen; poorly betekent ziek.
Als zelfstandig naamwoord: the poor betekent de groep van mensen met weinig of geen bezittingen.
Als bijwoord: poorly betekent slecht.

Peter is a poor guy - he lives under a tarp in an abandoned garage (bijvoeglijk naamwoord - arm)
John is poorly today, and he will not go to school (bijvoeglijk naamwoord - ziek)
Rich people are often afraid of the poor, for some reason (zelfstandig naamwoord - de armen)
When he ran the one hundred metres dash, he performed quite poorly (bijwoord - slecht)

C2


C2

24-12-2020 - 19-10-2022