SENTENCE ORDER (ZINSVOLGORDE)
Bekijk hieronder tot op welk niveau je de uitleg zou moeten bekijken...
|
LINKS Ga naar alle verschillende soorten oefeningen over dit grammatica-onderwerp Bekijk ook Vraagzinnen - om te zien hoe zinsvolgorde verandert bij vraagzinnen
|
A1
A1
A1+
A1+
A2
A2
A2+
A2+
B1
Zinsvolgorde in Stellende Zinnen
Stellende Zinnen zijn zinnen waarin wordt gezegd hoe iets is - het tegengestelde van Ontkennende Zinnen. Stellende zinnen hebben een bepaalde volgorde: onderwerp (subject), werkwoorden (verbs), meewerkend voorwerp (indirect object), lijdend voorwerp (direct object), bepaling van plaats (clause of place) en bepaling van tijd (clause of time) (als deze onderdelen ook in de zin aanwezig zijn).
Als je nadruk op de tijd wilt leggen, mag de tijdsbepaling helemaal aan het begin van de zin.
Peter has given John a book in the bookshop last week
John went to Ireland yesterday
Yesterday, John went to Ireland
Nederlanders hebben vaak de neiging om met name een bepaling eerder in de zin te zetten, en dat is fout.
Peter was last week at school- Peter was at school last week
Een aantal vaak voorkomende bijwoorden (always, never, occasionally, often, seldom, sometimes, usually, already, ever, just, still, almost, completely, hardly, nearly, quite, certainly, definitely, obviously, probably, also, even, just, only en really) moeten op een bepaalde plaats van de zin. Hiervoor zijn de regels:
- Bij één werkwoord in de zin: vóór dat werkwoord
- Maar als dat éne werkwoord een vorm van to be is komt her erná(!)
- Bij twee of meer werkwoorden komt het ná het eerste werkwoord
Peter never walks home alone
John is always in a good mood
They have occasionally gone looking for birds
B1+
B1+
B2
B2
B2+
B2+
C1
Volgorde van Bijvoeglijk Naamwoorden
Soms kun je meer dan één bijvoeglijk naamwoord willen gebruiken, zoals bij six square white chairs, only cute young puppies of first three successful chart hits.
De gewenste volgorde is dan determinator (lidwoorden en voornaamwoorden - a/an, the, my, that, your), getallen (hoofdtelwoorden en rangtelwoorden - first, second, one, three), bijvoeglijk naamwoorden die een mening geven (ugly, beautiful, interesting), grootte (big, small, huge), vorm (square, triangular, round), leeftijd (ancient, new, current), kleur (red, green, blue), materiaal (wooden, metal) en oorsprong (European, Dutch, Asian).
C2
C2