SENTENCE ORDER (ZINSVOLGORDE)


Bekijk hieronder tot op welk niveau je de uitleg zou moeten bekijken...

Als je op begin brugklas niveau zit: bekijk t/m A1
Als je op 1HM niveau zit: bekijk t/m A1+
Als je op 2M of 1AH niveau zit: bekijk t/m A2
Als je op 2HM niveau zit: bekijk t/m A2+
Als je op 2AH, 3M, 3H of 4M niveau zit: bekijk t/m B1
Als je op 3A niveau zit: bekijk t/m B1+
Als je op 4H, 4A of 5H niveau zit: bekijk t/m B2
Als je op 5A niveau zit: bekijk t/m B2+
Als je op 6A niveau zit: bekijk t/m C1
Als je ook boven 6A niveau wilt zien: bekijk t/m C2

LINKS

Ga naar alle verschillende soorten oefeningen over dit grammatica-onderwerp

Bekijk ook Vraagzinnen - om te zien hoe zinsvolgorde verandert bij vraagzinnen
En bekijk Ontkennende Zinnen - om te zien hoe de zinsvolgorde is bij ontkennende zinnen
En hier zie je informatie over waar bijwoorden in een zin horen te staan

A1


A1

A1+


A1+

A2


A2

A2+


A2+

B1


Zinsvolgorde in Stellende Zinnen

Stellende Zinnen zijn zinnen waarin wordt gezegd hoe iets is - het tegengestelde van Ontkennende Zinnen. Stellende zinnen hebben een bepaalde volgorde: onderwerp (subject), werkwoorden (verbs), meewerkend voorwerp (indirect object), lijdend voorwerp (direct object), bepaling van plaats (an adverbial adjunct of place), bepaling van hoedanigheid (an adverbial adjunct of manner) en bepaling van tijd (an adverbial adjunct of time) (als deze onderdelen ook in de zin aanwezig zijn).

Als je nadruk op de tijd wilt leggen, mag de tijdsbepaling helemaal aan het begin van de zin.

Peter has given John (meewerkend voorwerp) a book (lijdend voorwerp) in the bookshop (bepaling van plaats) last week (bepaling van tijd)
John went to Ireland (bepaling van plaats) with his brother (bepaling van hoedanigheid) yesterday (bepaling van plaats).
Yesterday, John went to Ireland

Nederlanders hebben vaak de neiging om met name een bepaling eerder in de zin te zetten, en dat is fout.
Peter was last week at school - Peter was at school last week

Een aantal vaak voorkomende bijwoorden (always, never, occasionally, often, seldom, sometimes, usually, already, ever, just, still, almost, completely, hardly, nearly, quite, certainly, definitely, obviously, probably, also, even, just, only en really) moeten op een bepaalde plaats van de zin. Hiervoor zijn de regels:

  • Bij één werkwoord in de zin: vóór dat werkwoord
  • Maar als dat éne werkwoord een vorm van to be is komt her erná(!)
  • Bij twee of meer werkwoorden komt het ná het eerste werkwoord
Peter never walks home alone
John is always in a good mood
They have occasionally gone looking for birds

B1+


B1+

B2


B2

B2+


B2+

C1


Volgorde van Bijvoeglijk Naamwoorden

Soms kun je meer dan één bijvoeglijk naamwoord willen gebruiken, zoals bij six square white chairs, only cute young puppies of first three successful chart hits.
De gewenste volgorde is dan determinator (lidwoorden en voornaamwoorden - a/an, the, my, that, your), getallen (hoofdtelwoorden en rangtelwoorden - first, second, one, three), bijvoeglijk naamwoorden die een mening geven (ugly, beautiful, interesting), grootte (big, small, huge), vorm (square, triangular, round), leeftijd (ancient, new, current), kleur (red, green, blue), materiaal (wooden, metal) en oorsprong (European, Dutch, Asian).

C2


C2

20-12-2020 - 11-04-2021